Afsluiting KIJK project en presentatie boekje
Vrijdagavond 5 maart hadden we een bijzondere avond. We sloten het KIJK project af, een van de grote, succesvolle projecten van Stichting IJsselhoeven. We presenteerden er een afsluitend boekje vol ervaringen en inzichten en materiaal over het project. We deden dat in de Molen van Rakhorst, omgebouwd tot een creatieve ontmoetingsplek ‘Tot en Met’, een fantastische plek om te zijn.
Hier een foto waarbij het boekje (zie winkel) door Jan Olaf Tjabringa is aangeboden aan Willemien Hartmans (oud-voorzitter), Ria Broekhuis (huidig voorzitter) en aan Marja van der Tas ) voorzitter begeleidingsgroep KIJK project).
Het belangrijkste van de avond was de discussie die we hadden met een groep mensen die de projecten volgt, advies geeft over wat Stichting IJsselhoeven doet.
We staan op een belangrijk punt in de korte geschiedenis van de club.
In de aflopen periode hebben we met veel geld, heel vele goede dingen kunnen doen. Uiteindelijk voor 1,5 miljoen omgezet in de IJsselvallei. We hadden de wind mee, de projecten vlogen als gebraden vogeltje in onze mond, we waren goede klanten met name van en voor de provinciale overheden.
Die tijd is voorbij. Andere tijden breken aan. Na de zeven vette jaren komen nu misschien zeven magere jaren.
Wat moet je dan doen? Niet doorgaan op dezelfde manier, met dezelfde verwachtingen, want dat schiet niet op, het geld is er even niet. Dus accepteren dat het nieuwe, omvangrijke projectvoorstel ‘Genieten van IJsselhoeven’ even niet lukt.
De volgende ‘suggesties’ kwamen aan de orde.
1. Het goede van dit breukpunt - projecten afgerond, overheden hebben de hand op de knip, een nieuw bestuur en geen/andere projectleiding – is dat we de tijd hebben om na te denken over de komende jaren.
2. We moeten in ieder geval blijven uitdragen dat we een bijdrage hebben geleverd en kunnen leveren aan wat in de IJsselvallei plaatsheeft. Dat we een beweging zijn die iets in haar mars heeft. Dat hebben we ruimschoots laten zien en daar mogen we ook trots op zijn.
3. Zorg er wel voor dat de beweging breed blijft en goed verankerd in het gebied. Doordat we zo druk waren, hebben we misschien teveel geteerd op een beperkte groep en op een paar gebieden. We moeten weer de boer op, weten wat speelt en waar het zich afspeelt.
4. Zorg er voor dat je dat wat je inhoudelijk hebt gedaan verder brengt. Want omdat er zoveel is gedaan op zoveel verschillende terreinen, zijn er ook veel losse eindjes. Wel algemene inzichten, maar niet aangepast aan specifieke situaties. Wel ontwerpen voor boerderijen en voor gebieden, maar hoe komen we van ontwerp tot realisatie? Hoe help je concrete aanvragen verder?
5. We moeten ons misschien nu ook meer dan eerder, weer concentreren op de boerderij in haar directe omgeving. Niet alleen het gebouw maar ook het landschap en niet alleen steen en grond maar ook de niet tastbare zaken: educatie, verhalen, cultuur. Waar we misschien even minder ruimte voor hebben of moeten nemen, is gebiedsontwikkeling.
6. In de afgelopen periode waren we dikke vrienden met de provincies. Dat ging wel eens ten koste van de relatie met de gemeenten in het gebied. Die konden, hoe we ook ons best deden, nauwelijks of niet een geringe cofinanciering bijdragen. We waren ook vooral bezig met de beleidsagenda’s van de provincies. In de komende periode moeten we echt zorgen dat we meer met de gemeenten dealen. Misschien van elke gemeente een ‘ambassadeur’ in de klankbordgroep?
7. Ook moet je niet teveel willen institutionaliseren want je ziet nu hoe kwetsbaar je bent als je alleen van overheidssubsidies afhankelijk bent. Als die opdrogen moet je alles wat je aan instituut hebt opgebouwd (kantoor, voorzieningen, vertegenwoordiging) in de benen houden. Je moet een flexibele en ‘dunne’ organisatie willen blijven.
8. Dat gezegd hebbende, moeten we in de gaten houden waar zich kansen voordoen, wat in het beleid tot ontwikkeling komt. Want je moet gebruik maken van je flexibiliteit.